1. De vergissing van Lyotard

      1 reactie op 1. De vergissing van Lyotard
De meeste mensen zullen van harte instemmen met bovenstaande toevoeging aan het IDEE voor gemeenschapszin[1].
Maar bij heel wat filosofen gaan bij het woord gemeenschapszin of geloven stekels overeind: hier wordt aangestuurd op een eenheidsgeloof! En hun gevoel bedriegt hen niet.
Nu is HUMANOSOFIE een bij uitstek filosofische bezigheid. Ik wil die stekels niet.
Hoe krijg ik die weg?
Ik probeer de harde aanpak. Ik begin met het citaat uit Het postmoderne uitgelegd [2]van Jean-François Lyotard dat alle postmoderne filosofen onmiddellijk te binnen schiet zodra iemand op de proppen komt met een IDEE voor een gedeeld Groot Verhaal (om maar meteen een derde al even gruwzaam g-woord te laten vallen!).
[De niet-postmodernistisch gepokte lezer zal het hier volgende Lyotard-citaat al gauw koeterwaals vinden en mag het gerust laten zitten.]
“Tenslotte moet het duidelijk zijn dat het niet aan ons is werkelijkheid te verschaffen, maar toespelingen op het denkbare dat niet gepresenteerd kan worden te bedenken. En van die taak kan niet de minste verzoening verwacht worden tussen de ‘taalspelen’ waarvan Kant, onder de naam van vermogens, wist dat een kloof deze scheidt en dat alleen de transcendentale illusie (die van Hegel) de hoop kan koesteren deze in een werkelijke eenheid te totaliseren. Maar hij wist ook dat voor deze illusie de prijs van terreur betaald moet worden. Aan terreur hebben wij in de 19e en 20e eeuw onze portie wel gekregen. Het nostalgische verlangen naar het geheel en het ene en ook naar de verzoening tussen het begrip en het sensibele, naar transparantie en communicabele ervaring, hebben we duur betaald. Onder het algemene verzoek om verslapping en luwte horen we het gemompel van het verlangen naar een nieuw begin van de terreur, naar de voltooiing van het fantasma de werkelijkheid te omvatten. Het antwoord is: oorlog aan het geheel, we moeten getuigen van het onpresenteerbare, de verschillen verscherpen, de eer van de naam redden,“
(Uit Is het Grote Verhaal verloren?[3])
Ik leg even uit. Lyotard, de aartsvader van de postmoderne filosofie[4] en de bedenker van het begrip ‘Groot Verhaal’, spreekt in dit citaat over “het nostalgische verlangen naar het geheel en het ene”, en stelt onverbloemd dat zoiets als het hier door mij gepresenteerde IDEE – indien verwerkelijkt – zal leiden tot terreur. Hij meent hier zo zeker van te mogen zijn omdat de eenheids-ideologieën van de 19e en de 20ste eeuw tot terreur geleid hebben.
Laat u nu niet meteen intimideren door deze dreigende woorden. Ik ga u laten zien dat Lyotard zich vergist heeft en dat zoiets als het hier te presenteren IDEE vandaag met geen mogelijkheid tot terreur zou kúnnen leiden.
Ik doe dit omstandig, in een drietrapsraket. Met het IDEE VOOR GEMEENSCHAPSZIN als laatste trap.
Het onderhavige DEEL I, “De vergissing van Lyotard” is een onmisbare inleiding.
Gevolgd door DEEL II: “Ons Ontstaansverhaal”: al even onmisbaar als grondslag van
DEEL III: het IDEE voor een nieuw, universeel-menselijk Groot Verhaal.
OK. We gaan nu verder met Lyotard. Ik moet aannemelijk maken dat een nieuw Groot Verhaal voortaan met geen mogelijkheid meer tot terreur zou kúnnen leiden. Daartoe begin ik met iets te vertellen over collectivisme.
collectivisme

Dat is de gedachte dat het individu ondergeschikt is aan het collectief en dat het heil voor het individu gelegen is in het collectief. De gedachte dus dat het in ’t belang van het individu is om zijn leven dienstbaar te maken aan het collectief. Dat het individu dán pas goed leeft indien het zich opoffert voor, zijn leven in dienst stelt van, zelfs zijn leven geeft aan het collectief. Indien het, zoals een soldaat, blindelings gehoorzaamt aan de orders van bovenaf en strijdt en desgevraagd sterft op het veld van eer[5].

Hiermee komen je al meteen de Grote Verhalen van het monotheïsme, het fascisme en het communisme, en nationalisme voor de geest. Nou, en dat die tot terreur geleid hebben in de afgelopen eeuw en, wat het monotheïsme betreft, ook in onze dagen nog steeds leiden (denk aan 9-11, of aan de zelfmoordaanslagen in Bagdad), is duidelijk zat.

Hoe komt dat toch? Wat is het wat nationalisme of fascisme of monotheïstisch fundamentalisme onherroepelijk op terreur laat uitdraaien?

Dat een individu minder waard is dan een hele gemeenschap voel je met je klompen aan. Wanneer zich een (vrijwel onvoorstelbare) situatie voor doet dat een hele gemeenschap gaat verongelukken tenzij één individu zich opoffert, dan zullen de meeste individuen niet aarzelen zich op te offeren. Het betreft dus een ultiem menselijk gevoel[6].
De terreur gaat pas spelen wanneer dit gevoel tot een –isme wordt gemaakt, tot doctrine. Want het zijn onveranderlijk despotische figuren die dan de woord- en gezagvoerders zijn van het collectief. Despoten kunnen overigens best goedwillende mensen zijn[7], maar ze worden gekozen door een groep en moeten beantwoorden aan de privé-eisen van die groep. Die groep heeft macht. En macht corrumpeert altijd. Corrumpeert zeker de trawanten waar de despoot op steunt. Daarom dus draaien dat soort Grote Verhalen onvermijdelijk uit op terreur.

Bij mijn beschrijving van het collectivisme hebt u wellicht al het stamgevoel herkend waarmee mensen die nog in stamverband leven of die uit zo’n cultuur afkomstig zijn, mee behept zijn. Wij denken hierbij onmiddellijk aan de moslims. En inderdaad, dat gevoel is oermenselijk; het spruit voort uit onze hypersociale natuur. Wij, westerse mensen, hebben een christelijke beschaving doorgemaakt die ons al voor een deel geïndividualiseerd heeft: heeft onze stam- of clanloyaliteit verplaatst naar die aan een Hogere Macht, aan God.
En waarom is Allah daar dan niet in geslaagd? Dat komt door  het op ‘t volgen van regels gerichte karakter van de Islam, wat het van ‘t Judaïsme geërfd heeft. Allah is meer in de uiterlijke onderworpenheid van het individu gericht dan op zijn innerlijke moraal.

De vrije markt heeft de westerse mens nog verder geïndividualiseerd en al grotendeels ‘van God los’ gemaakt. Die individualisering is zelfs danig aan het doorschieten, steeds meer westerse individuen verliezen ook hun gemeenschapszin en worden nihilistisch, en gedragen zich ernaar. Vooral jongeren. Dat tij moeten we zo gauw mogelijk keren met een nieuw Groot Verhaal, dat onze loyaliteit op het mens-zijn, op de mensheid, op de mensengemeenschap richt.

Waar dit paragraafje over gaat is het collectivisme als –isme, als filosofische stroming.

De gedachte van het collectivisme is een reactie op de door de Verlichtingsdenkers gepropageerde individuele vrijheid: het zich vrij denken van de geestesdwang van de kerken. In het beginnende kapitalisme had die nieuwe denkvrijheid bepaald nog geen echte vrijheid opgeleverd. “De mens wordt vrij geboren en overal ligt hij in ketenen geboeid”, hoonde Rousseau, de filosofische vader van de Romantiek. De Romantiek is in wezen een reactionaire stroming; de veelgehoorde opvatting dat het collectivisme een product zou zijn van het Verlichtingsdenken, is een gotspe ; het is het product van de reactie op het Verlichtingsdenken, dus van de Romantiek.

De mens zou zichzelf alleen uit die ketenen kunnen bevrijden, zo schreef Rousseau in Du contrat social (1762), indien hij zich zou onderwerpen aan de rechtmatige heerschappij van een ‘gemeenschappelijke wil’. Die ‘gemeenschappelijke wil’, belichaamd in het volk, kiest het individu dan in vrije meerderheid van stemmen. De wetten komen in de volksvergadering tot stand. Mooi toch?

Rousseau heeft de Franse revolutie niet meer mee hoeven maken, maar de grondwet ervan werd op zijn Du contrat social gebaseerd. Zijn goedbedoelde eis van onvoorwaardelijke ondergeschiktheid van het individu aan ‘de gemeenschappelijke wil’ leidde onder de Jacobijnen tot de onvermijdelijke terreur, teneinde die goedbedoelde ‘wil’ aan de onwillige rijken – of aan vrijheidlievende intellectuelen zoals Rousseau zelf er een geweest was !- op te leggen. Aan deze terreur kwam dan ook al gauw een bloedig einde.

Toch bleef de gedachte, hoe ondemocratisch ook, onder veel goedbedoelende denkers leven. Vooral onder de Duitse denkers als Fichte en Hegel. Het gaat hier nu even niet over hun denken over de logica en de dialectiek, noch zozeer over hun zijnsleer. Maar over hun gefilosofeer over de mens en de menselijke geest. Vooral in de ‘antropologische’ bespiegelingen van de door Lyotard aangehaalde Hegel.

In deze bespiegelingen is de menselijke geest drieërlei. De laagste trap is de subjectieve geest, het zelfbewustzijn. De objectieve geest is het rijk van het gezin en de maatschappij. Volkomen dialectisch-verantwoord verheft zich boven beide de Absolute Geest: die van kunst, religie en filosofie. In deze volgorde van belangrijkheid!

Voor Hegel heeft het bestaan van het individu op zich geen waarde; die krijgt het pas door zijn plaats in de Absolute Geest, belichaamd in de staat. In zijn geschiedfilosofie personifieert Hegel de ontwikkeling van de mensheid als de Wereldgeest, die via grote historische persoonlijkheden als Alexander de Grote, Caesar en Napoleon telkens een stap hoger stijgt naar de geestelijke vrijheid van de mensheid. In zijn ogen was het natuurlijk zijn Pruisen dat de Wereldgeest toen het best belichaamde. (Eigenlijk vooral zijn eigen filosofie, immers de synthese waarin alle voorafgaande denken was opgenomen!). Maar uiteindelijk zouden alle mensen in de Wereldgeest worden opgenomen en de heilsstaat deelachtig worden.

Hegels denken heeft enorme invloed gehad in de filosofie. Vooral de heilsstaat-idee. In linkse richting mondde deze uit in Marx’ socialistische perspectief, dat alle middelen heiligde om het te verwerkelijken. Ter rechterzijde kreeg het ook de nodige heilsstaat-invullingen, van de zweverige van de theosofen tot de fascistische van Hitler. Maar eigenlijk was al het denken rond 1900 doordrenkt van een anti-democratisch cultuurpessimisme en van de gedachte dat het individu het beste af was in een dictatuur van het goede. Een dictatuur van een Sterke Man die het goede zou nastreven. De utopie op zijn smalst.

Waarom moet dat toch altijd faliekant aflopen: alle macht in één hand?

Omdat macht altijd en iedereen corrumpeert. Dat ligt besloten in de menselijke natuur. Die is geneigd tot het goede – tenminste, zolang er geen macht (van de ene mens over de andere, dus sociale ongelijkheid) gaat meespelen.
Lyotard is in het citaat vooral aan het afrekenen met het collectivistische gedachtegoed van de 19e eeuwse filosofen. Aan het afrekenen met het oude idee van een doel in de geschiedenis[8], de “transcendentale illusie (van Hegel)”.

Aan het afrekenen ook met alle op eenheid gerichte doctrines – en met alle eventuele nieuwe pogingen tot zoiets.

Hiermee heeft Lyotard evenwel een nieuwe, het verder-denken blokkerende, doctrine in het leven geroepen. Daar moeten de postmoderne filosofen toch even bij stil willen staan.

Er moet mij ook iets van het hart over het koeterwaals waarin een en ander vervat wordt – ik heb vrijwel geen letter van Lyotards boeken gelezen; alleen veel óver hem[9]. Vanwaar die esoterische filosofentaal, waarbij je maar moet zien te raden wat de schrijver bedoelt en waar met name Duitse en Franse filosofen zich op lijken toe te leggen[10] – ik denk aan Sloterdijk- ? Geef mij maar dan maar Amerikaanse filosofen.

Ik wantrouw die ondemocratische esoterie, dat verbale geweld: het kan te gemakkelijk onwetendheid maskeren. Wat weet zo’n man als Lyotard nou bijvoorbeeld over de menselijke natuur, in het licht waarvan de hele materie van het Grote Verhaal toch moet worden bezien?

de menselijke natuur

 

Die is pas echt drieërlei.

In de eerste plaats zijn mensen een vorm van leven zoals dat 3.5 miljard jaar geleden op Aarde[11] met het eerste proto-RNA tot leven kwam. Levensvormen halen hun energie voor het in leven blijven en zich voortplanten uit hun omgeving, in concurrentie met levensvormen die uit dezelfde bron putten. Dat heeft ons met een diepgewortelde en ultieme zelfzuchtige neiging behept. De neiging die zich van alle dieren en ook van ons meester maakt in panieksituaties. Dat is de ikke-ikke-natuur.

In de tweede plaats zijn we groepsdieren : een hogere levensvorm. Groepsdieren zijn als groep sterker in het zorgen voor de energie om in leven te blijven en zich voort te planten dan in hun eentje. Maar wil hun groep sterk genoeg zijn, dienen de individuen een deel van hun zelfzucht in te leveren ten behoeve van de groepsharmonie. Groepsdieren hebben dus met twee tegenstrijdige neigingen te kampen en dat regelen ze met cultuur, met ‘normen en waarden’[12]. Twee tegenstrijdige zielen in hun borst, die ook wij kennen, onder de noemers goed en kwaad. Of God en duivel. Sociaal contra aso. Als groepsdieren erfden wij naast de ikke-ikke-natuur de sociale natuur.

Maar we hebben er een derde laag bovenop gebouwd: wij zijn groepsdieren die, heel uniek voor een dier, de dingen noemen. Onze mensapenlijke voorouders kwamen in gedwongen hechte groepen te leven en zijn daardoor als groepsdieren ook in dat sociale ‘professionals’ geworden. Het zijn ‘talige’ wezens geworden. Ze zijn hypersociaal geworden. Dat is de menselijke natuur. Waaraan onmiddellijk moet worden toegevoegd dat bij de groepsdieren ook de ikke-ikke-natuur zich bij gelegenheid krachtig doet gelden, en dat in onze menselijke natuur zowel de ikke-ikke-natuur als de groepsdierennatuur zich bij gelegenheid krachtig doen gelden. De menselijke natuur is, als gezegd, drieërlei.

Hoe onze vroege voorouders ‘talige wezens’ geworden zijn kunt u lezen in DEEL II.
Een woord is pas een woord als je medemensen begrijpen wat het betekent. De taal is de gemeenschapszee waarin wij rondzwemmen. De Franse filosoof Paul Ricoeur[13] (bij wie Lyotard gepromoveerd is) wijst er op dat wij zelfs onze eigen gedachten niet zouden begrijpen als we ons buiten die zee zouden begeven.

De leefwijze van onze vroege voorouders heeft ons hypersociaal van nature doen worden. 99,5 % van ons bestaan als aparte soort hebben we geleefd als VJ’s (verzamelaars/jagers) en waren we, zoals we aan de weinige tot vandaag overlevende VJ-volkjes kunnen zien, gelukkig. [Zie verder Deel II]

Dat we van dat geluk vandaag weinig aan de dag leggen, is allemaal het gevolg van het feit dat we in een, historisch gezien recente, situatie van overpopulatie [idem] zijn komen te verkeren, met overlevingsgevechten, machisme, maar ook tuinbouw en vervolgens landbouw als gevolg. We zijn AGR’s (boeren) geworden.[zie verder Deel II]

Dit heeft frustratie van die hypersociale natuur met zich meegebracht: we zijn in een toestand van ongelijkheid en onderdrukking, van slavernij zelfs, terechtgekomen.[idem] In een ‘concentratiekamp’-situatie zeg maar, vooral in het begin van onze beschavingstijd.[zie verder Deel II]
Een concentratiekamp-situatie brengt in mensen gemakkelijk het ‘kwade’ (het ‘ikke-ikke’-gedrag) naar boven.
Maar vijfduizend jaar is een te korte tijd om onze in miljoenen jaren opgebouwde VJnatuur te veranderen. Vandaar dat wij nog steeds balen van zinloos geweld, en dat wij dit gedrag in onze kinderen niet toejuichen. (Wat we wél zouden doen wanneer we van nature woeste barbaren waren zoals een filosoof als Kinneging niet moede wordt uit te kramen).
En dat we blijven verlangen naar het verloren VJ-geluk.

Filosofen weten echt niets over de menselijke natuur, in het licht waarvan de hele materie over het Grote Verhaal toch moet worden bezien. Dat ze daar geen zicht op hebben, komt omdat ze zich alleen met hun eigen discipline bezig houden: hebben ze hun handen al vol aan. Niettemin ventileren ze in hun beschouwingen aan de lopende band opvattingen over de menselijke natuur. Ze beroepen zich daarbij op oude connotaties of common sense. Opvattingen waar de meeste huidige antropologen en ethologen inmiddels van gruwen.
Maar ook die hebben hun handen vol binnen hun eigen vakgebied …

Ook Lyotard doet[14] geen enkele poging om op wetenschappelijke manier de menselijke natuur in kaart te brengen. Erger is dat hij ook niet begrijpt dat de Westerse mensen vandaag in een historisch nieuwe situatie leven. Een situatie – daar ga ik het nu over hebben – waarin zijn opvatting wat een eenheids-doctrine voor de hedendaagse mensheid betreft, niet meer op gaat.

Ik wil eerst nog even benadrukken dat wat het IDEE beoogt, bepaald géén doctrine (leer) is! Een leer is een afgeronde visie, terwijl het beoogde nieuwe Grote Verhaal een project is, gebaseerd op de wetenschappen. En die houden nooit op. Dus ook het project van de Humanosofie niet. En iedereen wordt van harte uitgenodigd om er aan mee te werken.

mensbeeld, zelfbeeld

 

Hoe wij ons voelen en hoe we tegen onze medemensen aankijken wordt enorm bepaald door hoe we tegen onszelf aankijken. Onze hersenen werken de hele dag door; de meeste uren op halve kracht en in de slaap zelfs ongecoördineerd, maar het is toch een voortdurende stroom van denkbeelden en veel ervan zijn zelfbeelden temidden van onze leefwereldbeelden. Ze bepalen onze gemoedstoestand[15], ons al dan niet welbevinden.

Voor het vórmen van onze denkbeelden, ook voor dat van ons zelfbeeld, zijn we afhankelijk van wat de omgeving ons aanreikt om ons mee te identificeren – want dat ‘vormen’ doe je door jezelf in de plaats van die ander te denken. Voor het kind zijn dat de ouders en hún omgeving. Daar komen weldra de straat en het onderwijs bij.

Ook heel bepalend is het Verhaal dat in je samenleving heerst. Dat zet je de bril op waardoor je de dingen en mensen beziet.[16]

Als je ter wereld komt, heb je niets te kiezen gehad. Niet eens de zoogdiersoort van je ouders. Niet of je een meisje dan wel een jongetje bent geworden. Niet in welke cultuur je ouders leven. Niet de opleidingsgraad van je ouders of in welke buurt ze wonen. Niet eens in welk tijdperk van de geschiedenis je ter wereld komt.
Heel bepalende factoren voor je levensgeluk allemaal. Wanneer je vandaag als meisje in een VJ-samenleving terecht komt (kán nog steeds), staat je een even gelukkig leven te wachten als dat van je broertjes. Wanneer je daarentegen vandaag als meisje in een door monotheïsme beheerste cultuur ter wereld komt, staat je een leven van ondergeschiktheid of zelfs slavernij te wachten. Heel bepalend voor je zelfbeeld is ook of je in een individualistische cultuur als de Amerikaanse of een collectivistische cultuur als de Japanse ter wereld komt. Als je ouders patjepeejers zijn word je zelf ook een patjepeejer, reken maar. Je hebt verdomd weinig te kiezen in het leven.
En je denkbeelden zijn navenant.

Voor een bevredigend zelfbeeld moet je weten waar je vandaan komt, wat je plaats in het grote geheel der dingen is en waar het allemaal, inclusief jezelf, toe dient. Sinds historische tijden: de laatste 0,5 % van ons menszijn – na de VJ-prehistorie, 99,5 % van ons voorouderlijke menszijn! – waren het de patriarchale kringen die het Grote Verhaal te vertellen hadden.
Wat onze Westerse cultuur betreft waren het de kerken die vorm hadden mogen geven aan het zelfbeeld van de mensen en die ons de bril hadden opgezet[17] waardoor de mensen naar de dingen en de mens en zichzelf keken.

Volgens het christelijke Verhaal ligt onze herkomst in de schepping door God, en onze toekomst in de eeuwige zaligheid. Deze zal je deelachtig worden in de hemel, áls je braaf doet wat degenen die boven je gesteld zijn, zeggen. En als je afziet van genot tijdens je aardse leven.

Het kerkelijke materiaal voor je zelfbeeld is een ontmoedigend mensbeeld: voor het in ’t gareel houden van de mensen werkt dat het best. Volgens dat ontmoedigende beeld is de mens geneigd tot alle kwaad en hangt het van Gods genade af of het toch nog wat zal worden met die eeuwige zaligheid.

de vrije markt

 

In de zestiger jaren kreeg de vrije markt de beschikking over het massa-medium televisie. En vanaf toen begon er veel te veranderen in de Westerse wereld. Vooral wat betreft ons zelfbeeld.

Televisie is met haar bewegende beelden en superbe schijn van werkelijkheid een ongemeen intrigerend medium waar je je ogen moeilijk van af kunt houden. De koopman prijst zijn waren aan door deze aantrekkelijk af te beelden. Liefst ook binnen een ‘verhaaltje’, een aantrekkelijk tafereel, omlijst met suggestieve muziek, waarin de klant de waar gebruikt ziet worden. Hij ziet de waar gebruikt worden door een personage waar hij zich graag mee identificeert: een personage dat een opgewekte, vrije, knappe en aardige consument verbeeldt.

Hiermee nu drong de vrije markt vanaf de jaren zestig door in alle huis- en bovenkamers, zelfs (of juist) in de nederigste. Het medium was vele malen sterker dan het klokgelui en de jaarvullende rituelen van de kerken. Het was er namelijk elke dag en in iéders vrije tijd. Het was er in alle Westerse landen, overal waar de vrije markt heerst.
Ze (‘markt’=vr.) presenteert in haar reclames en shows dus een mensbeeld ter identificatie. Maar wel: háár mensbeeld. Een mensbeeld dat ‘werkt’ voor de presentatie van het product.
Het aan de mensen aanreiken van een mensbeeld ter identificatie was, zoals ik zei, tot op dat moment in de geschiedenis het privilege van de patriarchale kringen, de kerken, geweest. Waarom heeft de vrije markt in haar reclames niet gewoon het christelijke mensbeeld overgenomen?

Dat beeld van die zondige en van Gods genade afhankelijke mens? Daar kan de vrije markt echt niets mee. Ze kan om te beginnen niets met godsdienstige of politieke of regionale scheidslijnen tussen de mensen. Wanneer ze die ‘meeneemt‘ in haar reclames, verkleinen die de markt immers: de kijkers van een ander geloof of een andere politieke opvatting identificeren zich dan niet met zo’n ‘fout’ mensbeeld en kopen niet. Dus onthoudt de adverteerder zich angstvallig van iedere godsdienstige of politieke of regionale of andere scheidslijnen-aanbrengende verwijzing. Hij is daar gek! de reclamespot kost klauwen met geld[18].

De vrije markt kan sowieso niets met een godvrezende en onthechte gelovige. De mensen moeten juist in volle vrijheid verlangen naar alle genotsmiddelen die zij in de aanbieding heeft.

Ze kan niets met scheidslijnen, niet tussen man en vrouw, niet tussen rijk en arm, niet tussen volwassene en kind, niet tussen intelligent en dom, niet tussen adel en plebs, niet tussen stad en platteland, zelfs niet tussen landen of culturen. De vrije markt schakelt alles en iedereen gelijk.

Maar ze kan vooral niets met scheidslijnen tussen geloven of politieke partijen. Ze presenteert derhalve consequent een gelijkgeschakelde a-religieuze, a-politieke, vrouw- en kindvriendelijke, aardige[19], op spullen azende consument ter identificatie. En dat doet ze niet weloverwogen of ideologisch, dat doet ze domweg. Ze doet het massaal, want ze is niet iemand, ze is ook geen groep of klasse, ze is een economisch mechanisme. Een dom mechanisme wat niemand in de hand heeft en waar hooguit aan bij te sturen valt.

Dat heeft op een door niemand bedoelde of voorziene manier gewerkt.
Beter dan de filosofen en zelfs de sociologen[20] hadden de dominees van de ‘bijbelbelt’ dat in de gaten. Ze verboden hun gelovigen om zo’n duivels ding in huis te halen. Maar de jongeren willen modern zijn en willen niet als achterlijke dorpsdebielen hun leven laten uitstippelen, ze willen ‘met de tijd mee’.
Ook de islamtheologen hadden dat in de gaten. In geschriften en preken zetten ze hun gelovigen aan tot een jihad tegen de invloed van de vrije markt (waarvan zij Amerika beschouwden als de drijvende kracht). Maar ook islamjongeren willen modern zijn en met de tijd meegaan[21].

De economie heeft altijd al het denken bepaald en dat doet ze vandaag nog steeds.
Welnu, de aan godsdienst inherente onderdrukking van lusten en geneugten spoort in het geheel niet met het hedonistische karakter van de vrije markt-economie, het consumentisme.
De kerken begonnen aan een onstuitbare leegloop; de zondige van Gods genade afhankelijke mens verdween door de achterdeur[22]. Ook andere oude verbanden zoals politieke partijen, vakbonden, verenigingen liepen leeg, de mensen werden vrij en individualistisch.
Vrij ook in politieke zin: de gelijkschakelende werking die uitging van deze massa-beïnvloeding – waarop je niemand kunt aanspreken – deed de oude regentenklasse verdwijnen. De kerken verloren hun aloude sponsors en boetten zo ook nog aan maatschappelijke status in.
Ook met standsverschillen kan de vrije markt niets. ‘Ons soort mensen’ bestaat niet meer. Jan met de Pet is Jan Modaal geworden en verburgerlijkt. En zo moet het ook gaan.

Een historisch nieuwe situatie. In zekere zin ‘het einde van de geschiedenis’: een vijfduizend jaar lange geschiedenis van godsdienstgestuurde en politioneel bewaakte klassenmaatschappijen met een kleine elite en een machteloze massa kwam in het Westen door de vrije markt aan zijn einde. Een heersende klasse kenmerkt zich altijd en overal door geheime politie, persbreidel en goelags. Die kent de Westerse samenleving, als eerste in die vijfduizend jaar oude klassenmaatschappij-geschiedenis, niet meer. Wel een machtige economische elite, maar die wordt door een voldoende sterke overheid, gestut door democratische betrokkenheid van de burgers, in bedwang gehouden. Als ‘t goed is.

Net zo min als tot de sociologen wil dit besef tot de filosofen doordringen. Lyotard denkt dat het collectivistische gedachtegoed nog steeds het denken van deze tijd beheerst en telkens opnieuw de kop kan opsteken. Misschien denkt hij zelfs dat hij het is geweest die deze draak verslagen heeft, blind als hij lijkt te zijn voor de marktwerking en het consumentisme. It’s the economy, stupid[23]. We stonden er bij en we keken er naar. Sociologen en filosofen incluis. We zagen hoe de kerken vanzelf aan hun leegloop begonnen en dat ze bléven leeglopen tot op de dag van vandaag.

Wat de filosofen, zonder een juist beeld van de menselijke natuur, ook niet zien is dat mensen zonder een gedeeld Verhaal niet goed kunnen samenleven. Dus dat ze – minstens de wijsgerig-antropologen – de handen uit hun mouwen dienen te steken. Laat ze dan vooral eerst DEEL II lezen.

Wat de democratische betrokkenheid van de burgers betreft: aan democratie moet, net als aan een huwelijk, voortdurend gewerkt worden. Welnu, daar draagt een nieuw en universeel Basisverhaal een behoorlijke steen aan bij. Want het geeft ons samenleven weer een doel (‘zin’): het gelukkig maken van elkaar.

We krijgen het er nog over in DEEL II maar dat “gelukkig maken van elkaar” vraagt om onmiddellijke adstructie.

Geluk kent, opgaande met onze natuur, ook drie gradaties.

Ten diepste zijn wij een vorm van leven zoals het 3,5 miljard jaar geleden op Aarde ontstond. Dat draait om in leven blijven en zich voortplanten. Wanneer wij dit in ons leven kunnen realiseren, is aan de eerste voorwaarde voor ons geluk voldaan.

Maar we zijn groepsdieren, voor wie daarnaast de opperste harmonie binnen hun groep een extra voorwaarde voor geluk is. Dus ook: ervaren van die harmonie en er aan kunnen bijdragen maakt ons gelukkig: voor een groepsdier betekent echt geluk gedeeld geluk.

Voor hypersociale groepsdieren als wij zijn, geldt dat laatste in extremo. Voor mensen schuilt geluk in het (gevoel van het) van betekenis zijn. Maakt niet uit of het voor je naasten is of voor de hele samenleving: het geeft je een goed gevoel. Het gevoel dat je er zijn mag. Het genereert ‘t broodnodige gevoel van bevestiging. Het gevoel dat je van betekenis bent, en dat wat je doet, verschil maakt.

Het consumentisme komt prima tegemoet aan de eerste voorwaarde: het ‘ikke-ikke’-geluk[24]. Maar het kan niets doen aan het laatste, het ultieme menselijke geluk. De consument krijgt van de vrije markt niet mee waar zijn echte menselijke geluk in schuilt. De vrije markt is geen filosoof. Het is niet eens een mens. Het is niet meer dan het paard voor de wagen van onze economie. We moeten het paard goed onderhouden, en het klopjes geven. Maar we moeten het wel strak aan de teugel houden, anders sleurt het ons naar de verdommenis[25].

Tot de zestiger jaren was het aan de kerken om voor ons in te vullen waar ons menselijke geluk in gelegen was. Nou, daar werd je niet echt blij van: geluk was voor na je dood! áls je tenminste … Hun boodschap spoort sindsdien van geen kanten meer met onze dagelijkse beleving. Dus is er een gat aan het vallen. Voor het helder maken van waar ons geluk in gelegen is, zullen filosofen aan de slag moeten. Het zou op z’n minst één tak van de filosofie – ik denk aan de wijsgerige antropologie – of van één discipline van de Universiteit voor Humanistiek moeten zijn.

Het is de vergissing van Lyotard die onze wijsgerig-antropologen en humanisten van het werk houdt.

De vergissing is, samenvattend, het niet inzien dat mensen niet goed kunnen samenleven zónder een Groot Verhaal; omdat zij daar 99,5 % van de tijd dat zij mensen zijn, hun wereld en hun samenleven mee hebben beleefd [zie verder DEEL II].

En vervolgens: het niet inzien dat het beoogde nieuwe, universele en dus eenheid bevorderende, Basisverhaal niet meer tot terreur kan leiden door de aard van de nieuwe situatie waarin de Westerse mensen (de enigen die verlost zijn van hun oude, onderdrukkende Grote Verhaal) zijn komen te leven. De Westerse mensen hebben geen heersende klasse meer die het hen zou kunnen opleggen. Ze zijn ook geen te overheersen massa meer; ze zijn vrije consumenten die zich niets laten opleggen of gezeggen; voor wie te dringende aanbevelingen voor gezond eten en drinken[26] al te ver gaan en voor wie zelfs een flitspaal, toch voor eigen veiligheid, al een te grote inperking van de vrijheid is.

Lyotards vergissing komt ook voort uit het niet inzien dat de westerse mens in een historisch nieuwe situatie leeft. Het verdampen van de oude Grote Verhalen had hem toch een teken moeten zijn. Daar heeft zijn denken nul komma nul aan bij gedragen; het heeft alleen de filosofen verhinderd, eens goed over hun pakkie-an na te denken.

conclusie en oproep

Heb ik nu de vergissing van Lyotard afdoende aangetoond?

Voor ik kan verder gaan met de presentatie van mijn IDEE VOOR GEMEENSCHAPSZIN moet ik dat wel even van u weten.

Het gaat dus om

– de vaststelling dat onze consumentenmaatschappij de eerste sinds vijfduizend jaar is die geen klassenmaatschappij meer is. Leve de vrije markt dus, laat die maar lekker globaliserend doorwerken, de moskeeën, synagogen en tempels leeg laten lopen en ook daar de mensen bevrijden uit hun keurslijf van ‘oude vormen en gedachten’. Ze worden er, net als wij, echt gelukkiger[27] van (Zie het geluksonderzoek van Ruut Veenhoven, Erasmus Univ.)

– de mentaliteitsverandering die de vrije markt heeft teweeg gebracht. De mensen zijn vrij en mondig geworden, laten zich niets meer gezeggen. Een geloofsprediker kan misschien nog makkelijker dan vroeger aanhangers verwerven, maar zijn geloof kan niet meer van bovenaf door een elite opgelegd worden (er is niet eens meer een elite; ook topmanagers vliegen – met een gouden handdruk – de laan uit als ze in de ogen der aandeelhouders niet presteren)

– de wenselijkheid en haalbaarheid van een nieuwe opvulling van de grote vragen van de mensen: wie en hoe wij zijn en waar het met ons en ons samenleven naar toe moet. In de vorm van het Westerse Scheppingsverhaal. Niet als een ideologie op te leggen, maar marktconform aan te bieden, beschikbaar te stellen voor wie er behoefte aan heeft. Nou, en dat is een groeimarkt!

Teken het gastenboek: http://www.mens2000.nl/gastenboek
Graag reageren op http://weblog.humanosofie.nl

of: fcouwenb@mens2000.nl

home

 

 


 

[1] een goed overzicht over de ideeënvorming in het afgelopen decennium onder de ­publieke intellectuelen vind ik in Sjaak Koenis Het verlangen naar gemeenschap (Van Gennip, 1997)

[2] Jean-François Lyotard Het postmoderne uitgelegd aan onze kinderen. Kampen, 1987 pp 24/5

[3] Patrich Chatelion Cournet en Erik Eynikel (red.) Is het Grote Verhaal verloren? (Kok-Kampen, 1997)

[4] waarbij moet worden aangetekend dat hij zich nu in zijn graf omdraait! Hij baalde ervan dat hij sinds dat onwillig geschreven La condition postmoderne (1979) werd ‘opgehangen’ aan dat begrip postmodern. Vond hij zelf een slechte term: de kritiek op de moderniteit met haar idee van een doel in de geschiedenis en haar uitzicht op een heilsstaat is, zo benadrukte hij, al in moderne tijd tot ontwikkeling is gekomen. Niettemin: wel goed dat die kritiek door het begrip postmoderniteit extra nadruk krijgt

[5] oei! dat woord EER…pas daar voor op; als je dat ziet is er meestal stront aan de knikker; maffiosi kennen EER, en stammenkrijgers kennen EER; het heeft bijna altijd te maken met machisme, met oorlog, met misdaad en vrouwenonderdrukking; vrouwvijandige gemeenschappen houden hun vrouwen onder de duim met EER

[6] ingegeven door welbegrepen eigenbelang; want ook als het individu zich in zo’n (denkbeeldige) situatie niet opoffert, verongelukt het sowieso met de hele gemeenschap; het opofferen schenkt bevrediging van het diepe verlangen, van betekenis te zijn of geweest te zijn

[7] het zijn leiders, en je wordt niet zomaar leider; je wordt alleen leider als anderen je tot leider kiezen; en ze kiezen gewoon de béste uit hun midden (hangt veel af van wat het doel van de kiezende groep is natuurlijk); maar evenwichtigheid, zelfverzekerdheid gepaard aan een zekere bescheidenheid, en vooral charisma zijn absolute vereisten ; dat kunnen we al leren van de mensapen (dus van Frans de Waal Chimpansee politiek)

[8] op zo’n idee zul je mij niet kunnen betrappen; mensen zijn gewoon een speling van de natuur en speciale omstandigheden daarin; onze vroegste voorouders zijn een bepaald pad opgegaan waarvan geen terugkeer mogelijk is; we kunnen alleen leren van onze ervaringen; leren steeds beter om te gaan met de steeds veranderende omstandigheden. That’s it

[9] bijv. in Filosofie Magazine, met name FM nov.’93 waarin hij zelf aan het woord is en zijn boeken bespreekt: nu wél in begrijpelijke taal!

[10] terecht dat daar door Bricmont en Sokal de draak mee is gestoken, in Impostures Intellectuelles (1997)

[11] dat kleine blauwe planeetje is het enige waar wij ons bestaan aan te danken hebben en waarop wij kunnen floreren; dus met een HOOFDLETTER, ja?

[12] in Chimpansee Politiek en Van nature goed van Frans de Waal komt daar menig staaltje van naar voren

[13] Paul Ricoeur (1913-2005) hermeneutisch fenomenoloog, oa Soi-même comme un autre (1990)

[14] hij is in 1998 overleden, maar zijn gedachtegoed leeft nog sterk in de filosofie

[15] ik hoef maar even te refereren aan depressiviteit en je weet al genoeg

[16] Meerten ter Borg behandelt dit goed in Zineconomie (Scriptum, 2003).

[17] denk nog even aan ‘kerkvorst’ kardinaal Van Roey!

[18] het sterkste voorbeeld vind ik nog altijd Piet Derksen, de oprichter van de Centerparcs én fundamentalistisch katholiek. Zelfs Derksen onthield zich in de reclame voor zijn parken zorgvuldig van iedere verwijzing naar zijn geloof! Hij was daar gek

[19] en daarin blijkt eens te meer dat ’de mens’ van nature aardig is; nogal wiedes is de mens ‘volgens zijn aard’: dat is ieder beestje; maar kun je die aard dan ‘goed’ noemen, als er zoveel rottigheid door mensen wordt bedreven? Ja hoor. Gaan we allemaal zien in DEEL II

[20] de Amsterdamse socioloog J.Goudsblom in interview Haagse Post 2004: “Een verklaring voor de veranderingen in de jaren zestig? Ik weet het niet. Ik ben geneigd aan te nemen dat niemand het weet. Er zijn natuurlijk allerlei deelverklaringen: bevolkingsexplosie, welvaartsstijging, H-bom, massificatie, automatisering, gezinscrisis, opkomst van de derde wereld, generatieconflict, consumptiemaatschappij en noem maar op. Geen van deze verklaringen is onjuist en geen is volledig. De historici zullen later beweren dat in de jaren zestig de tijd rijp was voor de veranderingen … .” Hopelijk zullen ze dan eindelijk de echte verklaring: de werking van de televisie, het aangeboden krijgen van een nieuw mensbeeld ter identificatie, beseffen

[21] alleen zijn die kansarmer en daardoor gefrustreerd en een gemakkelijk doelwit voor een islamismezendeling die hen in één klap een meerderwaardigheidsgevoel kan verschaffen

[22] het gebeurde niet onmiddellijk; de ouderen hadden hun zelfbeeld al rond; ze stonden dus minder open voor een nieuw zelfbeeld en bleven trouwe kerkgangers; het zijn de jongeren die nog volop bezig zijn met het vormen van hun zelfbeeld en die zich makkelijk identificeren met een nieuwe mode of nieuwe gedragingen

[23] een notitie op het briefje voor Bill Clinton van zijn campagnestrateeg, in 1992

[24] het schoolvoorbeeld hiervan levert het huidige gedrag van de grootverdieners in de publieke sector; nu er geen Groot Verhaal meer heerst in onze samenleving dat duidelijk maakt waartoe we samenleven, krijgen de mensen steeds meer het gevoel NIX meer met elkaar te maken te hebben en dat het doel wordt: ieder voor zich ! graaien wat je kunt! Nou, en daar zijn de grootverdieners nou juist goed in. En doen waar je goed in bent, genereert ook geluk. Ja, maar het is wel bedreigd geluk: ze moeten lijfwachten en in een bewaakte compound wonen; en hachelijk: met een kerende economie of een verkeerde belegging ben je alles zo weer kwijt. Hoe meer geld, hoe meer zorg.

[25] gelukkig zijn échte top-mensen, net als echte top-wetenschappers, ook heel vaak échte mensen

[26] genotmiddelen staan echt genieten in de weg en maken meer kapot dan je lief is

[27] gelukkiger dan je bent in een klassenmaatschappij, dus onderdrukt dmv geheime politie en een onderdrukkende monotheïstische ideologie; gelukkiger ook door de grotere welvaart en de grotere keuzevrijheid

1 thought on “1. De vergissing van Lyotard

  1. André

    Frans, jij kent mij beter als antares op visionair.nl. Ben bijzonder gecharmeerd door jouw verhaal en de gepresenteerde inzichten. Die herken alsof ze van mij waren, al ben ik de paden die jij hebt bewandeld niet gegaan. In het artikel ‘Complete genoom mensachtige Denisovans nu bekend.’ beschrijf ik wat ik al op 17 jarige leeftijd ontdekte in dit verband. In het artikel ‘Determinisme en de vrije wil.’van Niek geef ik mijn bevindingen weer als het pseudoniem Alfa. Daar ik als gevolg van de pretentieuze naam Alfa voortdurend werd lastig gevallen, graag daar op visionair discreet over blijven, alsjeblieft niet referen. Hoe de mens mens geworden is, was bijzonder interessant om te lezen. Het lag al in een lijn zoals ik het zag, en ik was daar zeer content mee. Nu ook weer de humanosofie, waarvan ik de indruk heb, dat een onlangs getoonde documentaire op NGC, liet zien wat jij nu precies zegt over de invloed van de commerciële tv reclame, en de impact die dat heeft gehad op de kerken. Of jij daar achter zat weet ik niet, maar frappant vind ik dat gegeven wel. Overigens vraag ik mij af, beseft Paul R wel dat zijn verhaal al gepubliceerd is? Wat hij wil schrijven, heb jij al gedaan. Heb nog niet alles gelezen,maar vind het beslist een aanrader voor ieder mens. Mijn complimenten.

    Reply

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*